De Vijf

Frits Spits in De Taalstaat:
Het is denk ik wel het meest gitzwarte boek dat ik ooit heb gelezen. Ik moet u daarbij eerlijk bekennen dat ik soms ook niet verder kon. Dat ik niet meer mee kon gaan in de ongebreidelde fantasie van de schrijver. Maar toch bleef het boek me bezighouden. Ik herlas passages en ik kreeg het gevoel dat me langzaam duidelijk werd wat de schrijver met zijn boek met de onschuldig aandoende titel De vijf precies wilde.

De Limburger:
Alsof je als lezer een hele fles tabasco in één keer in je keel krijgt gegoten. Het verhaal over vier tienermeisjes die een duivels verlangen naar seks en geweld delen is zo expliciet, heftig en bij vlagen ronduit sadistisch dat het doet denken aan Justine of De tegenspoed der deugdzaamheid van Markies de Sade […] Dat boek veroorzaakte in 1791 een schokgolf in Europa. Zo hevig als destijds zal het met De vijf niet worden, maar choqueren zal het boek zeker. We geven geen voorproefje – zelfs met een leeswaarschuwing vooraf is De vijf te heftig om uit te citeren. Wat we wel kunnen zeggen is dat ook dit boek weer uiterst virtuoos geschreven is, wat het enorme schrijftalent van Dautzenberg wederom bevestigt.

Brabant Cultureel:
A.H.J. Dautzenberg, de Tilburgse provocateur en schrijver – deze volgorde is hier onbewust zo aangebracht – heeft een nieuwe roman uitgebracht. En dat zal de goegemeente weten ook! Geen middel laat hij onbeproefd om de lezer te shockeren. Alle grenzen van de creatieve vrijheid worden verkend, opgerekt en overschreden waar maar mogelijk is. Nooit in de vele jaren dat ik een boekenlezer ben, heb ik zulke smeerlapperij onder ogen gehad […] Als je deze roman met serieuze ogen leest, word je er kotsmisselijk van, zo kotsmisselijk dat er uiteindelijk niets meer te kotsen valt en je immuun wordt voor alle ranzigheid die Dautzenberg je weet voor te schotelen […] In zijn voorwoord noemt Dautzenberg zijn boek ‘een libertijnse vertelling’. Het is er dan wel een waar de markies De Sade bij verbleekt […] Als je dacht alles wat fout is wel te hebben gehad, doet Dautzenberg er nog een schepje bovenop, met als dieptepunt de beschamende manier waarop hij Anne Frank van haar voetstuk trekt […] Dautzenberg heeft met eerdere publiciteitsbeluste acties laten zien dat hij schijt heeft aan de publieke moraal, maar bij mijn weten nooit zo expliciet als in De vijf […] Moet dit boek wel aandacht krijgen? Nu het stuk op papier staat, vind ik het veel te lang. Bovendien heb ik het idee dat ik in een soort val ben getrapt die Dautzenberg heeft opgezet. Alléz dan maar. Hopelijk hoef ik hierna nooit meer iets van hem te lezen.

Brabants Dagblad:
Shockerend, misselijkmakend, zwarter dan zwart. Het zijn nog milde termen om De vijf, de nieuwe roman van de Tilburgse auteur A.H.J. Dautzenberg, te beschrijven […] Wat Dautzenberg schrijft, is zo afstotelijk dat citeren geen optie is. Dit zou het ontbijt naar boven doen komen […] De vijfde hoofdrol in De vijf is weggelegd voor Puppet Master. Die trekt aan de touwtjes, zo lijkt het. Wie is het? Hijzelf? De lezer? Wij allen? God? Dautzenberg houdt zijn keukenkastjes stevig gesloten, ook wanneer het gaat over een ander mysterie dat rond zijn boek hangt: hoeveel werk heeft hij door de moderne technologie laten doen? Artificial Intelligence heeft meegeschreven aan het boek, zoveel is duidelijk […] De vijf: walgelijk voor de oppervlakkige lezer, fascinerend voor wie de dubbele lagen en verborgen boodschappen doorziet. Een leestip? Enkel vanuit een bijzonder stabiel gemoed.

Bo van Houwelingen in Nieuwsweekend:
Het is een libertijnse roman, een genre dat we in Nederland nauwelijks kennen. Dautzenberg vindt dat zonde, want juist met zulke heftige, extreme boeken kun je vastgeroeste ideeën over wat kan en wat niet kan in de kunst loswrikken. En dat is eigenlijk wat Dautzenberg in zijn hele oeuvre probeert; hij wil onderzoeken wie of wat de moraal dicteert, en hij wil vooral ook de volle breedte van de literatuur onderzoeken. En dat doet hij absoluut met De vijf […] Het is gruwelijk, echt gruwelijk. Ik heb bepaalde scènes tussen mijn wimpers door gelezen, omdat ik het te erg vond, ik wilde die beelden niet op mijn netvlies krijgen. En toch is dit een goed boek, echt waar. Het is in zijn opzet wat mij betreft volledig geslaagd, omdat het in essentie niet om de seks en het geweld gaat, maar om wat daarmee gezegd wordt. Die gruwelijke  scenes zijn ingebed in een heel ingenieus vertelperspectief; wie is er verantwoordelijk voor het verhaal? – met die vraag wordt telkens gespeeld. Er zijn meerdere vertelinstanties in het boek, die allemaal naar elkaar wijzen. Ten eerste Dautzenberg zelf, de schrijver. Daarnaast de AI-writer, een robot, en die komt vervolgens op de proppen met ene Puppet Master, een marionettenspeler die aan de touwtjes trekt. En dan is er ook nog telkens sprake van een onderstroom die in ons allemaal zit en die je onbewust in bepaalde richtingen stuurt. Dan zijn er ook nog de meiden zelf die hun invloed uitoefenen op het verhaal. En uiteindelijk is er de lezer, want dit boek zijn uiteindelijk letters op papier, maar het is de lezer zelf die er beelden van maakt in zijn hoofd. Dus als jij die martelingen voor je ziet, heeft dat meer te maken met je eigen duistere binnenwereld dan met het boek. Dautzenberg maakt de lezer medeplichtig en juist dat maakt het heel spannend. Door zo te spelen met die vertelinstanties laat hij eigenlijk zien dat je de schrijver niet moet verwarren met het proza, en dat is iets wat steeds vaker gebeurt, zie Pim Lammers […] Wat hij vooral wil met dit boek is de grenzen van de kunst onderzoeken; zijn er überhaupt grenzen in de kunst, en zo ja, wie bepaalt dan wat die grenzen zijn? Moet je al die gruwelijke dingen opschrijven? Ja, is het antwoord, want als je wilt kijken naar waar liggen grenzen, kon Dautzenberg zich dus niet laten tegenhouden door zijn eigen grenzen – anders zou hij in de val trappen waar hij juist voor waarschuwt. Voor de een ligt de grens bij de martelingen die in dit boek worden beschreven, maar voor de volgende ligt de grens bij de beschrijving van homoseksuele gevoelens, en bij de volgende ligt de grens bij de beschrijving van lentekriebels, dan is het einde uiteindelijk zoek. Dit boek is eigenlijk het tegenovergesteld van wat het lijkt; niet een duister en slecht boek, maar een viering van iets heel moois. Het is een viering van de vrijheid van meningsuiting en breedte van de literatuur en in die zin een heel knap boek.

Neerlandistiek:
De vijf is de zoveelste verrassing die Dautzenberg de lezers bereidt. En wat voor verrassing! Het is een boek dat past in de extreme hoek van de ‘libertijnse literatuur […] En dit is maar een kleine indicatie van de complexe opzet van het boek, dat op een bepaalde manier zeer achttiende-eeuws aandoet met al zijn parateksten […] De captatio benevolentiae tegenover de autoriteiten, in de vorm van een zin die de hele pagina beslaat, is enerzijds een fraaie pastiche (met ‘Natuur’ geschreven met een hoofdletter, zoals De Sade dat deed). Maar zij behelst ook een serieuze zaak die Dautzenberg (die deze pagina ook met zijn eigen naam ondertekent) al zijn hele loopbaan bezighoudt: zijn consequente strijd voor totale vrijheid van meningsuiting […] Het moge duidelijk zijn: Dautzenberg passeert opnieuw alle limieten en beperkingen van de gangbare roman. Hij onttakelt vakkundig het onderscheid tussen schrijver en personages, tussen woorden en werkelijkheid, tussen echt en verzonnen en hij doet dat onnavolgbaar […] In De vijf gaat het niet over Oekraïne of Gaza, maar wel zien we iets anders dat momenteel zeer urgent is: de vraag hoe je, als kunstenaar, schrijver – kortom: als mens vrij kunt zijn om te zeggen wat je wilt – hoe extreem ook – zonder je te onderwerpen aan moralistische conventies, een steeds verstikkender publiek debat en de commerciële dictatuur van een neoliberale samenleving. Dautzenberg zelf noemde zijn roman ‘in zekere zin een pharmakon, gif en geneesmiddel tegelijk’. Het boek is, om bij die metafoor te blijven, in sommige opzichten inderdaad een bittere pil, maar we weten ook hoe het zit met zachte heelmeesters. Dautzenberg laat zijn lezers weer eens alle noodzakelijke hoeken van de kamer zien.

Bo van Houwelingen in de Volkskrant:
De vijf is een scherpe en complexe roman, maar vooral ook een libertijnse roman, vol expliciete scènes met extreme seks- en slachtpartijen. In het libertinisme draait het om absolute individuele vrijheid; een rechtgeaarde libertijn zal er niet voor terugdeizen anderen te beschadigen om zijn eigen behoeften te bevredigen. Denk aan Marquis de Sade, die in de 18e eeuw de beruchte libertijnse romans De 120 dagen van Sodom en Justine schreef. Het is een genre dat we in Nederland nauwelijks kennen. Zonde, vindt Dautzenberg. Want juist met een heftige roman kun je vastgeroeste ideeën over wat ‘kan’ en ‘niet kan’ loswrikken, onderzoeken wie of wat de moraal dicteert en bovenal: de volle breedte van de literatuur laten zien. Precies dat kenmerkt het oeuvre van deze schrijver, die nooit te beroerd is om maatschappelijk gevoelige onderwerpen aan te snijden, tegen heilige huisjes te schoppen of te experimenteren met taal.

Zout Magazine:
Waar A.H.J. Dautzenberg zich meldt, lijkt controverse nooit ver weg. In zijn libertijnse roman De vijf lijkt de ophef opnieuw ingebakken […] De nieuwe roman van A.H.J. Dautzenberg (Heerlen, 1967), over de seks- en geweldsavonturen van vier jonge meiden, stelt de lezers op de proef. Ze krijgen een enorme hoeveelheid bloed, poep, plas, snot en sperma voorgeschoteld. Ondertussen komen hele bevolkingsgroepen, zoals kinderen, bejaarden, joden en asielzoekers, aan de beurt. Het boek krijgt soms wat lucht door Dautzenbergiaanse elementen als veelvormigheid, bizarre humor en zelfspot. En, zoals eveneens gebruikelijk, neemt de auteur ook een loopje met zichzelf.

HUMO:
Een weerzinwekkende staalkaart van misdaden en seksuele aberraties waar Markies de Sade een puntje aan kan zuigen – niet voor niets vormen hun initialen de naam van de notoire viespeuk. Na een bezoek aan Hamburg verplaatsen de voze vier hun actieradius naar een labyrintisch kunstwerk, een ondergronds darmstelsel waar ze ongestoord loos kunnen gaan. Gaandeweg wordt duidelijk dat een hogere macht de ‘gevallen engelen’ stuurt […] Niet het sublieme wil Dautzenberg tonen, maar net het abjecte, met als doel de heersende moraal aan te klagen […] De expliciet beschreven gruwelijkheden vragen het uiterste van de lezer. Gelukkig grijpt Dautzenberg op metaniveau diverse keren in en stelt hij de juiste vragen. Door hete hangijzers als genderidentiteit, racisme, politieke correctheid en wokisme met een libertijnse lens te verkennen, stelt Dautzenberg de hylpocrisie en complexiteit van moderne maatschappelijke normen aan de kaak zoals alleen hij dat kan. (****)